Samenlevingscontract onmisbaar


Dertig jaar geleden was samenwonen zonder gehuwd te zijn een zeldzaam fenomeen. Nu telt Nederland meer dan 1 miljoen samenwoners, zonder dat de wetgever in structurele regelingen heeft voorzien. Niet iedereen realiseert zich dat een samenlevingscontract goede diensten kan bewijzen.

Inleiding

Meer dan een miljoen Nederlanders wonen samen zonder gehuwd te zijn. Soms als een opstap naar het huwelijk, soms heel bewust als een alternatief voor een huwelijk. Het is van groot belang stil te staan bij de (financiële) gevolgen van het samenwonen. De onderlinge rechten en verplichtingen zijn niet altijd even kristalhelder. Hoe het met de eigendom en financiële lasten van het eigen huis zit, met de huishoudkosten of wat de fiscus of de sociale dienst van het samenleven vindt, zijn vragen die onder ogen moeten worden gezien. Of er erfrechtelijk consequenties zijn, en of die wel acceptabel zijn is ook nog maar de vraag.

Daarom valt er heel wat - bij voorbaat - te regelen. Goede afspraken die op papier worden vastgelegd zijn bijna onmisbaar.

Stel u heeft met uw partner een eigen huis gekocht of gehuurd en met z'n tweeën ingericht. De spullen van u beiden staan aardig in de nieuwe woning, aangevuld met wat nieuw gekochte meubelen. Heeft u zich gerealiseerd wie eigenlijk aansprakelijk is voor welke lasten? Als u hierover geen afspraken maakt, is in principe de eigenaar aansprakelijk. Met betrekking tot het eigen huis geeft de eigendomsverhouding de doorslag. Staat het huis op beider naam, dan bent u samen ieder voor een gelijk aandeel eigenaar. De hypothecaire financiering kan los van deze eigendomsverhouding geregeld zijn. Stel dat één van beide de lening voor het huis is aangegaan. Deze partner is dan in zijn eentje aansprakelijk tegenover de bank voor de nakoming van de rentebetaling en aflossing. Dit lijkt toch wat scheef, want de andere partner betaalt dan geen cent aan de lasten van het huis. Zo is het ook de vraag wie de huishoudkosten (boodschappen, abonnementen, gas/water/lichtnota's) moet voldoen. In een samenlevingscontract worden al deze consequenties op gewenste wijze geregeld. In combinatie met de aankoop van het huis (tenaamstelling) en de hypothecaire financiering (verdeling lasten en aansprakelijkheid voor de geldschuld) is het opstellen van een samenlevingscontract onmisbaar.

Zonder samenlevingscontract

Als u geen samenlevingscontract heeft gemaakt en u besluit om welke reden dan ook uit elkaar te gaan, dan blijkt het verdelen van de spullen vaak veel problemen op te leveren. Wat privé is, blijft natuurlijk privé. Maar als er onenigheid is of iets privé is, zijn de poppen aan het dansen. Om nog maar te zwijgen van de problemen die ontstaan als er gemeenschappelijke spullen moeten worden verdeeld. Ook van spullen die in de loop der tijd zijn vervangen is het niet altijd duidelijk van wie die vervangende goederen zijn. Bij tegoeden op een bank- of girorekening is uit de tenaamstelling van de rekening meestal wel af te leiden aan wie het tegoed toekomt.

Al deze onzekerheden kunnen voorkomen worden met een goed samenlevingscontract. Alle privé-goederen kunnen op een aan dit contract gehechte lijst (staat van aanbrengsten) worden vermeld, zodat daarover geen onenigheid meer kan ontstaan. Deze lijst kan in de loop der jaren worden aangevuld als privé-goederen moeten worden vervangen of met nieuw aangeschafte goederen worden uitgebreid. De verdeling van de gemeenschappelijke goederen zal in principe in onderling overleg moeten plaatshebben. Als dat niet lukt is taxatie van die goederen een mogelijkheid om via die waardebepaling tot een aanvaardbare verdeling te komen. Krijgt de ene partner meer dan de helft (naar waarde), dan moet hij de ander het meerdere in geld uitbetalen.

Inhoud samenlevingscontract

Vrijwel ieder samenlevingscontract begint met de vaststelling per welke datum de partners zijn gaan samenwonen. Vervolgens kunnen aan de orde komen:

  • de kosten van de gemeenschappelijke huishouding;
  • (bewijs)regels met betrekking tot gemeenschappelijke en privégoederen;
  • de gemeenschappelijk bank- en girorekeningen;
  • de gemeenschappelijke woning;
  • een partnerpensioenregeling;
  • de regels m.b.t. het einde van de samenwoning;
  • een verblijvingsbeding;
  • een staat van aanbrengsten.

Hieronder zal nader worden ingegaan op de gemeenschappelijke woning (en de financiering daarvan) en het verblijvingsbeding (in samenhang met een testament).

De gemeenschappelijke woning

Zoals gezegd is het verstandig een samenlevingscontract op te maken als u ongehuwd samen een huis koopt. Het kopen van een huis schept immers een juridische band die niet één-twee-drie verbroken kan worden. Of je nu ieder voor vijftig procent mede-eigenaar bent, of de een voor zeventig en de ander voor dertig procent maakt daarbij niet uit. Steeds is sprake van gezamenlijke eigendom. Dus de financiële consequenties zijn voor beide partners.

Ook de hypothecaire financiering is dus voor beiden een zorg. Bovendien eist de bank vrijwel altijd dat beiden als hoofdelijk schuldenaren in de hypotheekakte vermeld worden. Zo heeft de bank meer zekerheid dat de schuld kan worden verhaald. Overigens is het belangrijk u dit goed te realiseren als u uit elkaar gaat en een van beiden verhuist. Als u niets met de bank regelt blijf u aansprakelijk voor de hypothecaire geldlening, ook al heeft u met uw ex-partner afgesproken dat die alleen de hele schuld zal voldoen. De bank is aan zo'n onderlinge afspraak niet gebonden. In een dergelijke situatie moet u aan de bank verzoeken om 'ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid'. Of de bank daartoe bereid is zal afhangen van de hoogte van de restantschuld en van de financiële draagkracht van degene die bereid is de schuld alleen voor zijn rekening te nemen. In een samenlevingscontract wordt vastgelegd in welke verhouding iedere partner afzonderlijk zal bijdragen aan de financiële verplichtingen die men heeft tegenover de bank. Dit wordt dus niet in de hypotheekakte vastgelegd! Daarom is het verstandig al voordat u een huis koopt over al deze zaken na te denken, en uw wensen grondig te bespreken.

Het verblijvingsbeding

Anders dan voor gehuwden kent de wet geen specifieke regels voor samenwoners, noch voor de periode dat zij bij elkaar wonen noch voor het geval dat zij de samenwoning beëindigen. Zo'n einde kan in onderling overleg of met ruzie gepaard gaan, maar ook het overlijden van een van de partners maakt een einde aan het samenleven. Het verblijvingsbeding is een wat vreemde eend in de bijt. Het samenlevingscontract regelt de rechten en verplichtingen tussen de partners tijdens het samenwonen. Door een verblijvingsbeding op te nemen in het samenlevingscontract kunnen de consequenties van het verbreken van de samenwoning worden vastgelegd.

Stel dat één van de partners overlijdt, dan eindigt het samenlevingscontract automatisch. Door het overlijden ontstaat de nalatenschap van de overleden partner. De eerste vraag die moet worden beantwoord is wat tot die nalatenschap behoort. Pas dan kan worden bepaald aan wie de nalatenschap moet toekomen.

Als het samenlevingscontract geen verblijvingsbeding kent, wordt de omvang van de nalatenschap bepaald aan de hand van de (bewijs)regels met betrekking tot gemeenschappelijke en privégoederen in het samenlevingscontract. Ook moet worden bepaald of de hypothecaire schuld geheel of gedeeltelijk vrijvalt omdat een overlijdensrisicoverzekering was afgesloten.

De notaris gaat na wie de erfgenamen van de overleden partner zijn. Het wettelijk erfrecht geeft aan de samenwonende partner geen enkel recht. Erfgenamen volgens de wet zijn de eventuele kinderen van de overledene. En als die er niet zijn, zijn ouders en broers en zusters de erfgenamen. Dit betekent dat het aandeel van de overleden partner in het gemeenschappelijke huis en de inboedel eigendom van diens familie wordt. De langstlevende partner wordt dus plotseling opgezadeld met andere mede-erfgenamen en dus mede-eigenaren. Als de verstandhouding met de 'schoonfamilie' goed is en blijft, hoeft dat nog geen probleem te zijn, maar de praktijk is vaak anders. Iedere mede-eigenaar kan namelijk eisen dat de onverdeeldheid wordt opgeheven. Dat betekent vaak dat het huis moet worden verkocht om aan de (financiële) eisen te kunnen voldoen en dat de helft van de inboedel die u samen had uitgezocht, verdwijnt naar de schoonfamilie.

Je kunt deze onzekere gevolgen van het overlijden voorkomen door aan het samenlevingscontract een verblijvingsbeding toe te voegen, al of niet in combinatie met het maken van een testament.

Met een verblijvingsbeding wordt bereikt dat de langstlevende partner het eigendom van het aandeel van de overleden partner in de gemeenschappelijke zaken verkrijgt. Daardoor wordt die langstlevende partner de enige eigenaar van bijvoorbeeld het huis en de inboedel. Het verblijvingsbeding heeft alleen betrekking op gemeenschappelijke zaken. Als de overleden partner ook privégoederen had (bijvoorbeeld uit een erfenis of schenking) worden die niet door de werking van het verblijvingsbeding eigendom van de langstlevende partner. Als dat wel de bedoeling is, moeten de partners naast een samenlevingscontract met een verblijvingsbeding ook testamenten maken.

Erfrecht

Per 1 januari 2003 is het erfrecht gewijzigd. De rechten van kinderen worden gerespecteerd tenzij het betreft de echtgenoot of de geregistreerde partner. In de combinatie van een notarieel samenlevingscontract en testamenten kan worden bewerkstelligd dat ook bij samenwoners de langstlevende partner beschermd achterblijft.